Engeland

Algemeen

Groot-Brittannië en Noord-Ierland ofwel het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (officieel: United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland; afkorting: UK), wordt gevormd door een eilandengroep in Noordwest-Europa.
Het Verenigd Koninkrijk omvat de vroegere koninkrijken Engeland en Schotland en het voormalige prinsdom Wales, alle gelegen op het eiland Groot-Brittannië. Ook Noord-Ierland hoort dus bij het Verenigd Koninkrijk, maar ligt op het eiland Ierland. Verder zijn er nog een aantal bekende en minder bekende eilanden(groepen) waaronder: de Orkney Islands en de Shetland Islands in het noorden, de Hebriden in het westen, Anglesey en Man in de Ierse Zee, Wight en de Kanaaleilanden in Het Kanaal.
De Kanaaleilanden en het eiland Man behoren staatsrechtelijk niet tot het Verenigd Koninkrijk maar vallen direct onder de Britse Kroon. Ook wetgeving van de Europese Unie is over het algemeen niet van toepassing op deze eilanden.
Om het nog wat ingewikkelder te maken: als er in de literatuur of in de media over de Britse eilanden gesproken wordt, bedoeld men Groot-Brittannië en Ierland.

De totale oppervlakte van Engeland bedraagt 130.422 km2 en dat is 54% van de oppervlakte van het Verenigd Koninkrijk (Schotland 78.800 km2, Wales 20.800 km2, Noord-Ierland 14.100 km2). Engeland is daarmee ca. drie keer zo groot als Nederland. De oppervlakte van het Verenigd Koninkrijk is 244.122 km2. Het Verenigd Koninkrijk is daarmee bijna 6 keer zo groot als Nederland.
Engeland ligt ten noordwesten van het Europese vasteland en vlakbij Frankrijk; slechts 35,4 km scheidt de kust van Engeland (Dover) met die van Frankrijk (Calais) via de Straat van Dover.
Engeland vormt het zuidelijke deel van Groot-Brittannië, grenst in het noorden aan Schotland, in het westen aan Wales, in het oosten aan de Noordzee en in het zuiden aan Het Kanaal.
Oost-Engeland wordt door de Noordzee gescheiden van Scandinavië, Nederland, België en Noord-Duitsland. Ierland en Engeland worden gescheiden door de Ierse Zee.
De totale kustlijn van Engeland bedraagt 1851 km en geen enkele plaats ligt meer dan 121 km verwijderd van de zee.
Tot Engeland behoren ook de Kanaaleilanden Jersey, Guernsey, Alderney en Shark, het Isle of Man, het Isle of Wight, en de Isles of Scilly, waaronder St. Mary’s.


Landschap

Engeland was vroeger voor een groot deel bedekt met bossen. Daarvan is niet veel meer over, op een paar bosrijke gebieden na zoals de New Forest bij Southampton en Sherwood Forest in de buurt van Nottingham.
Het kustlandschap van Engeland is zeer gevarieerd, van kiezelstranden en krijtrotsen in Sussex tot uitgestrekte zandstranden in het noorden van Norfolk. Het zuidwesten kent witte zandstranden waar populaire badplaatsen liggen als Brighton en Blackpool.
Groot-Brittannië kan grofweg worden verdeeld in Upland Britain met hoogvlakten en gebergten en in Lowland Britain met laagvlakten en open velden. Engeland wordt in het algemeen gedomineerd door laagland. Hoger gelegen gebieden zijn het Penninisch Gebergte (tot 640 meter), de Yorkshiremoerassen (tot 450 meter), het gebergte van Cumbria (tot 1000 meter) en Cornwall (tot 620 meter).


Streken

Zuidoost-Engeland of het ‘Londense platteland’ heeft een gevarieerd reliëf met veel bomen, bossen en parken. Het bekken van Greater London is omgeven door krijtheuvels: in het noordwesten de Chiltern Hills, in het zuiden de North Downs en de South Downs die uitlopen in gigantische krijtrotsen.
Meer naar het oosten ligt de trechtermond van de Theems met aan beide kanten verschillende kleine baaien en kreken.

In Zuidwest-Engeland zijn de graafschappen Devon en Cornwall met elkaar verbonden door een granieten bergkam met hooggelegen, stenige heidevelden en rotspunten. De lange kust biedt een breed scala aan landschappen, variërend van indrukwekkende rotsbastions, baaien en zeearmen die tot diep in het binnenland reiken met beboste oevers.

East Anglia heeft een licht glooiend landschap met uitgestrekt akkerland. Ten oosten van Norwich liggen de Norfolk Broads, dat een groot aantal ondiepe wateren telt. De moerassen en het veengebied rond de Wash Bay zijn veranderd in bouwland.
Lincolnshire en East Anglia komt nauwelijks boven zeeniveau uitkomt. Dit nu drooggelegde gebied bestond vroeger vooral uit vruchtbare wetlands, beter bekent onder de naam ‘The Fens’.

De Midlands in Midden-Engeland worden in het noorden en westen begrensd door het Penninisch Gebergte en de bergen van Wales. In het zuiden en oosten loopt een vage grens die gevormd wordt door brede dalen, rivieren met op de achtergrond de steile hellingen van bergketens, onder andere de Cotswolds Hills.
Elders is het landschap gevarieerder met heuvelland, heidevelden en beboste gebieden.

Noord-Engeland wordt gekenmerkt door hooggelegen heidevelden en ruige bergen. Hier ligt het Penninisch Gebergte (Pennines) met aan weerskanten uitgestrekte laagvlakten, onder andere de Cheshire Plain en de Lancashire Plain. Aan de oostkant ligt een vruchtbaar gebied, dat in noordelijke richting uitloopt in de Vale of York en naar zee wordt begrensd door krijtplateaus. In het uiterste noorden zijn de onherbergzame Cheviot Hills de afgesleten overblijfselen van oude vulkanen. De Yorkshire Dales heeft een kenmerkend kalklandschap met plateaus en hoge heuvels met afgeplatte toppen, waaronder de 693 meter hoge Pen-y-Gent, maar ook kloven, rotswanden, grotten en onderaardse rivieren.
Ten oosten van het Penninisch Gebergte beslaat het North York Moors National Park een brede heidevlakte. In het westen bevindt zich het Lake District met de hoogste bergtoppen van Engeland, zoals de Scafell Pike van 978 meter. Deze streek kent een grote verscheidenheid van berglandschappen, van woeste rotsen tot mooie parklandschappen bij het Windermere Lake.


Rivieren en meren

Engeland heeft een groot aantal kleine rivieren; de grootste, de Theems (Thames), is 336 km lang, waarvan maar 280 km bevaarbaar is. Er zijn 55 bevaarbare rivieren, waarvan de voornaamste zijn: de Theems, Ouse, Trent, Humber, Tees, Wear en Tyne in het oosten, de Avon in het zuiden en de Severn, Dee en Mersey in het westen. De meeste rivieren hebben een diepe bedding, zijn rijk aan water, kennen weinig verval, hebben een rustige loop en kunnen over het algemeen goed bevaren worden.
De meren, vooral in het veel bezochte Lake District, zijn niet groot, maar vaak fraai gelegen. Lake Windermere (15 km2) is het grootste meer van Engeland; een ander groot meer is Ullswater, 9 km2.
De vloed is aan de westkust het hoogst; in de Solway Firth en aan de Severnmond bereikt hij een snelheid van 16 km per uur en een hoogte van 13-14 meter. Aan de monding van de Theems is de vloed normaal gesproken nog geen 5 meter hoog.