Zweden

Algemeen

Het koninkrijk Zweden (officieel: Konungariket Sverige) is het grootste land van het Scandinavisch schiereiland en is ongeveer 11x zo groot als Nederland. In het westen en noorden grenst Zweden aan Noorwegen. In het noordoosten grenst Zweden aan Finland. In het zuidwesten heeft Zweden een kustlijn van meer dan 14.000 kilometer langs de Botnische Golf, de Oostzee, de Sont, het Kattegat en het Skagerrak.Tot Zweden horen verder de grotere eilanden Gotland en Öland. Zweden is een zeer langgerekt land. Het noordelijkste punt is Frederiksröset, dat boven de poolcirkel ligt: het meest zuidelijke punt is Smygehuk tegenover de Duitse Oostzeekust.
De oppervlakte aan woeste grond in Zweden is 31% met inbegrip van de meer dan 96.000 meren. 58% van de bodem is bedekt met bossen en de cultuurgrond beslaat 11%. De langste rivier is de Klarälv-Götaälv, 720 km lang. De hoogste berg van Zweden, de Kebnekaise, ligt in Norrland en is ruim 2100 meter hoog.

De uiteindelijke vormgeving van het landschap van Zweden kwam tot stand door de ijstijden. De landijsbedekking had een dikte van 2000 tot 4000 m en bedekte het hele land. Door het schuivende ijs werd de bodem gepolijst, het land werd afgevlakt, enkele hardere knobbels werden afgeslepen tot zgn. bultrotsen. Daarnaast vond afzetting van morenemateriaal plaats. Onder het ijs werden kilometers lange en soms 100 m hoge, uit zand en grind bestaande heuvelruggen gevormd. Na het wegvallen van de grote druk van het landijs volgde een langzame opheffing van het land. Hierdoor werden oude kustlijnen sterk opgetilt. Ook nu nog vindt er opheffing plaats, welke in het noorden 100 cm per eeuw bedraagt en bij Stockholm 45 cm, terwijl aan de zuidkust geen opheffing meer meetbaar is. De Zweedse kust bestaat daardoor uit duizenden kleine eilandjes en rotspunten, die net boven water uitsteken. Deze scheren zijn aan de westkust vrijwel geheel kaal, maar langs de oostkust meestal bebost.
Zweden wordt in drie grote landschappen verdeeld: Norrland in het noorden, Svealand in het midden en Götaland in het zuiden.
Norrland is bergachtig met eindeloze wouden en vele rivieren en meren. Norrland beslaat bijna tweederde van de totale oppervlakte van Zweden.
Svealand in het midden van Zweden heeft een wat opener en vriendelijker landschap. Aan de oostkust ligt achter een scherengordel de hoofdstad Stockholm. Rondom Stockholm is het begroeid met dichte wouden. Verder landinwaarts liggen open vlakten waar de Zweden zich al duizenden jaren op de akkerbouw toeleggen. De vruchtbare akkers worden echter ook weer afgewisseld door dichte bossen en moerassige hoogvlakten.
Götaland in het zuiden heeft een zeer gevarieerd landschap met o.a in de zuidelijkste provincie Skåne bloeiende landbouwgebieden en beukenbossen. Verder vindt men er uitgestrekte wouden op stenige grond, nauwelijks geschikt voor landbouw. De westkust is vlak met soms lange zandstranden. Verder een scherenkust met veel eilandjes en inhammen. Hier liggen ook de grote meren Vänern en Vättern. Vänern is het op twee na grootste meer van Europa.